Contact for the resource

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

151 record(s)
 
Type of resources
Metadata standard
standardName
Available actions
flanderskeyword
Provided by
status
Topics
Keywords
Contact for the resource
Years
Formats
protocol
domain
Representation types
Update frequencies
Scale 1:
Resolution
INSPIRE themes
From 1 - 10 / 151
  • De Biologische Waarderingskaart (BWK) is een uniforme inventarisatie en evaluatie van het gehele Vlaamse grondgebied aan de hand van een set karteringseenheden die staan voor vegetaties, bodembedekking en kleine landschapselementen (lijn- en puntvormige elementen). Ook met de aanwezigheid van belangrijke fauna-elementen is er rekening gehouden. De vernieuwde BWK, versie 2, probeert, in vergelijking met de versie 1, aan meer vereisten en noden te voldoen, zowel inhoudelijk als op het gebied van nauwkeurigheid. In deze versie van de BWK zijn ook de Natura 2000 habitattypen opgenomen. In Vlaanderen komen actueel 47 Natura 2000 habitattypen van de Bijlage I van de Habitatrichtlijn voor. Daarnaast zijn er in Vlaanderen ook 15 regionaal belangrijke biotopen gedefinieerd. Dit zijn biotopen die naar biologische waarden en belang voor de biodiversiteit vergelijkbaar zijn met habitattypen, maar die op Europees niveau minder bedreigd zijn. Deze kaart geeft de best beschikbare informatie anno 2023 over de verspreiding van de Natura 2000 habitattypen, de regionaal belangrijke biotopen en de karteringseenheden van de Biologische Waarderingskaart. Dit kan een vereenvoudiging zijn van de werkelijkheid op terrein. Ten allen tijde geldt de reële situatie op terrein voor toepassing t.b.v. het beleidsmatig en wettelijk kader.

  • Bij de opmaak van een natuurbeheerplan, een projectsubsidie natuur, of andere gelijkgestelde instrumenten ter realisatie van de IHD (instandhoudingsdoelstellingen), kunnen welbepaalde natuurstreefbeelden tot doel gesteld worden voor vegetaties, leefgebieden van soorten of procesgestuurde natuur. Het Instandhoudingsbesluit (BVR 20/06/2014, art. 8) stelt echter dat het realiseren van de Europees te beschermen boshabitattypen niet mag leiden tot een betekenisvolle verslechtering of achteruitgang van de zgn. vegetaties van regionaal belang (VRB’s), zoals gespecificeerd in bijlage bij het besluit. De VRB’s zijn gedefinieerd aan de hand van welbepaalde karteringseenheden uit de Biologische Waarderingskaart (BWK) en Natura 2000 Habitatkaart. Door deze selectie te vertalen naar een ruimtelijk bestand is het voor elke opsteller van een natuurbeheerplan duidelijk op welke percelen of delen van percelen art. 8 van het Instandhoudingsbesluit van toepassing is.Deze kaartlaag geeft de best beschikbare informatie anno 2023 weer over de verspreiding van de vegetaties van regionaal belang. Dit kan een vereenvoudiging zijn van de werkelijkheid op terrein. Te allen tijde geldt de reële situatie op het terrein voor toepassing t.b.v. het beleidsmatig en wettelijk kader.Noch de auteurs noch het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek kunnen verantwoordelijk gesteld worden voor gebeurlijke fouten en de gevolgen die daaruit kunnen voortvloeien.

  • Uitgaande van de abiotische standplaatsvereisten van de ecotopen is voor ieder ecotoop een gevoeligheid gekoppeld aan de milieudrukken verdroging, eutrofiëring en verzuring. Hieruit volgt een mate van kwetsbaarheid voor deze effectgroepen. Ecotopen die zeer gevoelig zijn voor een bepaalde milieudruk en daarenboven biologisch zeer waardevol zijn, zijn zeer kwetsbaar. Via de link met de Biologische Waarderingskaart wordt de kwetsbaarheid van ecotopen voor de drie milieudrukken ruimtelijk gesitueerd. De methode is daardoor geschikt voor de milieuafweging van locatiealternatieven.

  • Sinds meerdere decennia staat het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) in voor de aanleg, de selectie en het beheer van levende collecties van bomen en struiken.Deze collecties dienen een drievoudig doel, met name i. Uitgangsmateriaal ii. Proefpercelen en iii. Basiscollecties.UitgangsmateriaalBosbouwkundig uitgangsmateriaal omvat levende collecties van bomen en struiken die de basis vormen voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal zoals zaden, plantendelen en plantgoed. In toepassing van het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de procedure tot erkenning van bosbouwkundig uitgangsmateriaal en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (3 oktober 2003) mag teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht enkel geoogst worden op erkend uitgangsmateriaal.Het erkend uitgangsmateriaal wordt als “toegelaten eenheid” met een unieke referentiecode ingeschreven in het Register van het Bosbouwkundig Uitgangsmateriaal dat door het INBO wordt bijgehouden.ProefpercelenIn 1948 werd aan het INBO (toenmalig Instituut voor Populierenteelt) een selectie- en veredelingsprogramma rond populier uitgebouwd, gericht op voorbrengen van populierenklonen gekenmerkt door een hoge en kwalitatief hoogwaardige houtproductie. Vanaf de jaren ’80 werd dit veredelingsprogramma verder uitgebreid naar andere economisch belangrijke boomsoorten zoals wilg, boskers, gewone es, zwarte els, gewone esdoorn en wintereik.Ter ondersteuning van dit veredelingsonderzoek werden talloze veldproeven aangelegd waarin periodisch meerdere bosbouwkundig relevante kenmerken werden gemeten en geobserveerd (groeikracht, vorm, ziekteresistentie, fenologie).In het kader van de klimaatverandering worden sinds enkele jaren bijkomende veldproeven aangelegd. Doelstelling is het aanpassingsvermogen van boom- en struiksoorten in beeld te brengen door het uitvoeren van observaties in jaren met uiteenlopende klimatologische condities en in veldproeven aangelegd op sterk verschillende standplaatsen.BasiscollectiesAan het INBO worden sinds meer dan een halve eeuw basiscollecties aangelegd van diverse boom- en struiksoorten. Enerzijds vormden deze uiterst waardevolle collecties de basis van jarenlange veredelingsprogramma’s van economisch waardevolle boomsoorten met als einddoel de selectie of creatie van genetisch hoogwaardig uitgangsmateriaal.Anderzijds werden recenter meerdere collecties aangelegd in functie van het behoud van waardevolle (autochtone) genotypes en/of populaties van inheemse boom- en struiksoorten.

  • Watervlakken 1.2 is een gegeorefereerd digitaal bestand van stilstaande oppervlaktewateren in Vlaanderen. Het bestand, opgebouwd door combinatie van bestaande topografische kaartlagen, orthofotobeelden, het digitaal terreinmodel Vlaanderen versie II en in beperkte mate veldwerk, omvat 93.135 polygonen met een grootte tussen 1,45 m² en 2,47 km² en kan beschouwd worden als de meest volledige weergave van stilstaande wateren die momenteel voor het Vlaamse grondgebied beschikbaar is. In die zin kan het gebruikt worden voor een breed scala aan toepassingen in onderzoek, beleidsvoorbereiding en -uitvoering, beheerplanning en -evaluatie waarbij de verspreiding en kenmerken van stilstaande wateren een rol spelen. ‘Watervlakken’ verschaft tevens een unieke referentie voor het verdere gegevensbeheer betreffende dergelijke waterlichamen.Voor versie 1.2 werden 843 2 x 2 kilometerhokken systematisch gereviseerd, voornamelijk gelegen in West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg. Daarbij werd ook de gehele duinregio opnieuw gereviseerd om ook de meest recente herinrichtingen op te nemen. De provincie West-Vlaanderen is hierdoor nu volledig gereviseerd sinds versie 1.0. De gereviseerde hokken in Watervlakken 1.1 en Watervlakken 1.2 beslaan samen 57% van de oppervlakte van Vlaanderen. Gemiddeld werden er per gereviseerd hok in Watervlakken 1.2 zes watervlakken bijgetekend of aangepast van vorm.In vergelijking met versie 1.1 werden 5.429 nieuwe watervlakken toegevoegd, dit betreft hoofdzakelijk nieuw aangelegde poelen, tuinvijvers en zwemvijvers. Van 948 watervlakken werd de vorm aangepast op basis van de meest recente orthofoto’s (Informatie Vlaanderen 2019, 2020). Deze zijn zowel toe te schrijven aan effectieve veranderingen op het terrein (heraangelegde oevers en plassen en effecten van langdurige veranderingen in waterpeil), als aan correcties van eerdere digitalisaties. Verder werden 1.007 watervlakken verwijderd die door demping of andere herinrichtingen uit het landschap zijn verdwenen.

  • Deze dataset geeft de bebossing op de Ferrariskaarten (1771-1778) weer. Zeer geschikt als aanvulling bij de bosleeftijdskaart of voor specifiek onderzoek zoals het lokaliseren van ontbossingen. Het gebruik voor detailstudies wordt ten zeerste afgeraden, tenzij voor een terreinverkenning. De Ferrariskaarten vertonen immers belangrijke geografische fouten. Men moet goed beseffen dat de Ferrariskaarten een momentopname zijn zoals alle andere kaarten en dat het landgebruik in Vlaanderen reeds voor 1800 een grote dynamiek kende. Locaties die op de Ferrariskaarten als bos staan aangeduid, zijn dus niet noodzakelijk 'nooit ontgonnen'. Een klein deel van het huidige Vlaanderen (Lommel, een stukje van Voeren, Westouter) behoorde niet tot de Oostenrijkse Nederlanden en wordt bijgevolg niet weergegeven op de kaarten van Ferraris.

  • De bosleeftijdskaart (1771 - 2001) combineert de gegevens van volgende 4 kaarten:1. De Ferrariskaarten (opgemaakt tussen 1771 en 1778)2. De kaarten van Vandermaelen (opgemaakt tussen 1846 en 1854)3. De 3de editie van topografische kaarten op 1:20.000 (het merendeel werd opgemaakt tussen 1910 en 1940)4. De actuele bebossing volgens de boskartering, versie 2001.Op deze 4 kaarten werd enkel het onderscheid gemaakt tussen bos en niet-bos. De bosleeftijdskaart wordt optimaal gebruikt op schaal 1/50.000. De kaart is geschikt voor landschapsstudies, ecosysteemvisies e.d. maar minder voor detailstudies (beheersplannen, MER's, ... ). Ze kan in dergelijke gevallen wel een eerste indruk geven van de boshistoriek, maar het is sterk aan te bevelen om zoveel mogelijk historisch kaartmateriaal te bekijken om aan de beperkingen van de bosleeftijdskaart, nl. de geografische onnauwkeurigheid en het beperkt aantal bronnen, te verhelpen.