Keyword

VITO

30 record(s)
 
Type of resources
Metadata standard
standardName
Available actions
flanderskeyword
Provided by
status
Topics
Keywords
Contact for the resource
Years
Formats
protocol
domain
Representation types
Update frequencies
Scale 1:
Resolution
INSPIRE themes
From 1 - 10 / 30
  • Het uitzicht van een natuurlijke beek wordt bepaald door een aantal structuurkenmerken die van levensbelang zijn voor dieren en planten in en om de beek. Voor het beoordelen van een waterloop met betrekking tot de structuur werd gebruik gemaakt van de aanwezigheid van de volgende kenmerken: meandering, stroom-kuilen patroon (afwisseling van diepe en ondiepe plaatsen) en de aanwezigheid van holle oevers. De combinatie van de drie kenmerken geeft een maat voor de morfologische variatie en dus zelfreinigend vermogen van de waterloop. De structuurkenmerken worden opgedeeld in volgende klassen: zeer waardevol (B1, S1, R1); waardevol (B2, S2, R2); matig (B3, S3, R3); slecht (B4, S4, R4); zeer slecht (B5, S5, R5); kanaal (kan); drooggevallen (drg, polderwaterloop); geen gegevens (gi). Bron: Bervoets, Schneiders en Wils, studie uitgevoerd door de UIA i.o.v. AMINAL, afdeling water, 1990 – 1995.

  • De Strahlerorde wordt aangewend als fysische maat voor de overgang van boven- naar benedenloop. De achterliggende gedachte is dat een plotse toename in breedte of diepte vooral plaatsvindt na de samenvloeiing van enkele grotere waterlopen. De Strahlerorde komt dus overeen met de vertakkingsgraad van de waterloop en varieert van 1 (bij de bron) t.e.m. 8. De kunstmatige waterlopen (kanalen) worden afzonderlijk beschouwd. Hoe kleiner de strahler orde hoe dichter bij de bron en hoe lager de kans op stroomopwaarste verontreinigingsbronnen, en dus hoe hoger de kans op duurzaam herstel. Bron: Bervoets, Schneiders en Wils, studie uitgevoerd door de UIA i.o.v. AMINAL, afdeling water, 1990 – 1995.

  • "De onderzoeksprioritering waterbodems is een geïntegreerde maat voor verontreiniging, de ecologische waarde, de kans op duurzaam herstel en het maatschappelijk belang van waterloopsegmenten, uitgewerkt op een ruimtelijk expliciete manier. De onderzoeksprioritering baseert zich hiervoor op de gekende toestand van de waterlopen. Het resultaat is een interactieve kaartlaag van de onderzoeksprioritering waarbij via een multicriteria analyse (MCA) een rangschikking van Vlaamse waterloopsegmenten gemaakt is die de onderzoekslijst opmaken. Hoe hoger de onderzoeksprioriteit van een waterloopsegment, hoe hoger dat segment op de onderzoekslijst staat. De rode waterloopsegmenten op de kaart hebben de hoogste onderzoeksprioriteit. De criteria die aan de basis liggen van de onderzoeksprioriteit voor een waterloop zijn de triade kwaliteitsbeoordeling, de fysico-chemische signaalwaarden, de multimetrische macroinvertebratenindex, de structuur, de visindex, de strahler-orde, het naburig ruimtegebruik en ligging in oppervlaktewaterwingebied. Opgelet: De resultaten opgenomen in de waterbodemverkenner zijn een momentopname. In een aantal gevallen kan de waterbodem bemonsterd zijn voor het uitvoeren van de ruimingswerken. In dat geval zijn de resultaten niet meer representatief voor de huidige toestand van de waterbodem. De bemonsterde sedimenten zijn immers uit de waterloop geruimd. De onderzoeksprioritering waterbodems ondersteunt de identificatie van prioritair te onderzoeken waterbodems. Toetsing aan triggerwaarden, bodemsaneringsnormen en vlarebo bijlage V & VI geven een eerste inzicht van welke polluenten eventueel probleemparameters zijn voor de ruiming en verwerking van de waterbodems. Uitspraken zijn enkel gebaseerd op historische en recente waterbodemkwaliteitsgegevens beschikbaar per segment. Er wordt enkel rekening gehouden met geanalyseerde polluenten. Niet alle meetresultaten zijn digitaal beschikbaar en raadpleegbaar in de Waterbodemverkenner. Dit geldt in het bijzonder voor polluenten die op het moment van de staalname weinig frequent werden geanalyseerd. Voor deze “nieuwe opkomende stoffen / emerging contaminants” is het belangrijk om de gegevens opgenomen in de rapporten zelf te raadplegen. Het niet aanwezig zijn van bepaalde meetresultaten in de Waterbodemverkenner mag dus niet leiden tot de conclusie dat er geen verontreiniging aanwezig is. Bijkomend waterbodemonderzoek is steeds noodzakelijk om een correct beeld te vormen van de huidige waterbodemkwaliteit per waterloopsegment."

  • Ecologische beoordeling van de kwaliteit van de waterbodem in Vlaanderen volgens triade bestaat uit drie verschillende evaluaties die gecombineerd worden tot één eindbeoordeling: een fysisch chemische, een ecotoxicologische en een biologische evaluatie. De kwaliteit van een waterbodem wordt vergeleken met een referentiebodem die de natuurlijke toestand benadert (Deckere, De Cooman et al. 2000). Hoe meer luiken een afwijking ten opzichte van de referentiebodem vertonen, hoe slechter de waterbodemkwaliteit. Sinds 2016 worden elke 6 jaar 300 meetplaatsen bemonsterd binnen het waterbodemmeetnet (VMM), voorheen betrof dit 600 meetplaatsen elke 4 jaar. De TKB geeft een bestaand risico voor verontreininging.

  • Ecologische beoordeling van de kwaliteit van de waterbodem in Vlaanderen volgens triade bestaat uit drie verschillende evaluaties die gecombineerd worden tot één eindbeoordeling: een fysisch chemische, een ecotoxicologische en een biologische evaluatie. De kwaliteit van een waterbodem wordt vergeleken met een referentiebodem die de natuurlijke toestand benadert (Deckere, De Cooman et al. 2000). Hoe meer luiken een afwijking ten opzichte van de referentiebodem vertonen, hoe slechter de waterbodemkwaliteit. Sinds 2016 worden elke 6 jaar 300 meetplaatsen bemonsterd binnen het waterbodemmeetnet (VMM), voorheen betrof dit 600 meetplaatsen elke 4 jaar. De TKB geeft een bestaand risico voor verontreininging.

  • Bij de beoordeling van de biologische waterkwaliteit wordt gebruikgemaakt van de MMIF (Multimetrische Macro-invertebratenindex Vlaanderen). Macro-invertebraten zijn grotere, met het blote oog waarneembare ongewervelden, zoals insecten(larven), weekdieren, kreeftachtigen, wormen e.d. De MMIF houdt o.a. rekening met het totaal aantal aangetroffen taxa, de diversiteit en de gevoeligheid voor vervuiling ervan. De toekenning van de kwaliteitsklasse is afhankelijk van het type waterlichaam. De eindbeoordeling is een bio-index waarde tussen 0 en 1 waarbij een hoge waarde duidt op een zeer goede ecologische status. Het meetnet wordt onderhouden door VMM.

  • De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Deze kaart biedt een overzicht van de actieve warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK) van 2019 in Vlaanderen met een hoge thermische input. Deze grotere WKK's hebben namelijk een hoger potentieel voor het leveren van restwarmte dan kleine lokale installaties. Het elektrisch vermogen wordt weergegeven met vijf klassen. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

  • De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Deze kaart biedt een overzicht van de actieve afvalverbrandingsinstallaties in Vlaanderen in 2019, ingedeeld in 5 klassen op basis van hun elektrisch vermogen. Ze kunnen optreden als potentiële leveringspunten van warmte. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

  • De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. Deze kaart biedt een overzicht van de actieve elektriciteitscentrales in Vlaanderen in 2019, ingedeeld in 5 klassen op basis van hun elektrisch vermogen. Het gaat om centrales die momenteel elektriciteit produceren maar niet als WKK operationeel zijn. In theorie kunnen deze omgebouwd worden naar WKK modus en restwarmte leveren. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.

  • De 'Warmtekaart Vlaanderen 2019' werd in opdracht van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie en de Hernieuwbare Energie Richtlijn (EU) 2018/2001. De voornaamste producten zijn kaarten voor 2019 voor het grondgebied Vlaanderen met de warmtevraag van de grootverbruikers en kleinverbruikers, resultaten op niveau van de gemeenten en de statistische sectoren, kaarten van de bestaande en geplande warmtenetten en tenslotte ook locaties van potentiële leveringspunten van warmte. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerder Fluvius. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: https://www.energiesparen.be/warmtekaart. De warmtevraagdichtheid per statistische sector drukt de totale warmtevraag per sector uit ten opzichte van de lengte van de verharde wegen zoals gedefinieerd in de kaartlaag Wegverbindingen van het GRB. De warmtevraag per statistische sector kwam tot stand door de exacte warmtevraag van alle kleinverbruikers te combineren met de exacte warmtevraag van de grootverbruikers aangesloten op het Fluvius net. Voor de overige grootverbruikers werd de warmtevraag ingeschat op basis van de gekende range. De warmtevraag is berekend op basis van de gas- en elektriciteitsverbruiksgegevens van Fluvius, de gasverbruiken in de IMJV-rapportering en bijschattingen van het gemiddelde biomassa- en stookolieverbruik uit de Energiebalans. Daarnaast bevat deze kaartlaag voor de verbruikers die aangesloten zijn op het Fluvius net ook cijfers over het elektriciteitsverbruik, het gasverbruik, het aantal EAN's voor elektriciteit en gas en tenslotte ook een inschatting van het aandeel huishoudens met een stookolie/biomassa-installatie. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport van de Warmtekaart.