grond
Type of resources
Metadata standard
standardName
Available actions
flanderskeyword
Provided by
status
Topics
Keywords
Contact for the resource
Years
Formats
protocol
domain
Representation types
Update frequencies
Scale 1:
INSPIRE themes
-
Op de kaart worden verontreinigde sites die mogelijks een significante blootstelling aan radon kunnen veroorzaken weergegeven. De sites worden door het FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle) als antropogene radonrisicozone beschouwd. Indien een site als antropogene radonrisicozone wordt beschouwd, betekent dat niet noodzakelijk dat de bebouwing van gebouwen daar verboden is : echter, indien wordt gebouwd op deze percelen, moeten gepaste preventiemaatregelen tegen radon worden voorzien en een opvolging van de radonconcentratie gebeuren. De verontreinigingsgraad die op de verschillende sites wordt gemeten is vaak beperkt en veroorzaakt geen acute risico's. Een meerderheid van de sites is met radium verontreinigd; het meest significant risico is dan de blootstelling aan radon in geval van bebouwing op de betrokken site; zowel arbeidsplaatsen als woningen. Indien graafwerken worden uitgevoerd op de site moeten beschermingsmaatregelen worden nageleefd – in het bijzonder om inhalatie en ingestie van radioactieve stoffen door de werknemers te beperken.
-
De bodemkaart geeft de dominerende samenstelling weer van de bodem in de eerste 2 meter onder het maaiveld. In functie van vereenvoudiging is gekozen voor een indeling in zand, leem of klei per vierkante kilometer. Dit werd opgesteld aan de hand van de bodemtypekaart ien aanvulling met boorstaten van eigen geplaatste boringen en boringen teruggevonden in de Databank Ondergrond Vlaanderen. In het kader van het hemelwaterbeleid en de principes van optimale afkoppeling met als doel de natuurlijke afstroming en infiltratie van regenwater te bevorderen, is het van belang om een inzicht te hebben in de bodemgesteldheid en infiltratiegevoeligheid van de bovenste grondlaag in Antwerpen. Op die manier kan de integratie van waterbeheer in het stedelijk ontwerp effectiever en efficiënter gestuurd worden, alsmede de lokalisatie van infiltratiegevoelige gebieden voor toekomstige bouwprojecten. Zo ontvangen de stadsdiensten regelmatig vragen van aannemers, architecten en studiebureau’s over infiltratiemogelijkheid op een bepaald perceel. Ook bij het ontwerp en uitvoering van openbare stadsvernieuwingswerken is deze informatie belangrijk. De opmaak van geohydrologische kaarten kan een bijdrage leveren aan een betere afstemming tussen ruimtelijke planning, ontwerp van de publieke ruimte, groenbeheer en waterbeheer. Het is goed mogelijk om kosten te besparen door meerdere beheeraspecten te combineren met de aanleg van groen-blauwe structuren: het aanpakken van wateroverlast, tegengaan van bodemverdroging, ontwikkeling van meer stedelijke natuur en biodiversiteit. Ten slotte, worden deze gegevens als onderbouwing gebruikt bij de opmaak van het hemelwaterplan; een plan waar op wijkniveau aangeduid wordt hoeveel infiltratie- en/of buffercapaciteit wenselijk is en in welke vormen (bv. als collectieve wadi, gracht of vijver). De opdracht betreft de opmaak van 4 geohydrologische kaarten, met name: een bodemkaart, een grondwaterkaart (meter - maaiveld) met een jaargemiddelde diepte van de freatische grondwatertafel onder straatniveau, een grondwaterkaart met jaargemiddelde peilen ten opzichte van het topografische referentieniveau (meter -/+ TAW) en een infiltratiekaart van de regio Antwerpen. De studie kadert binnen de karakterisering van de ondergrond van Antwerpen met het oog op de lokalisatie van infiltratiegevoelige gebieden voor toekomstige bouwprojecten. Deze kaarten beschrijven de ganse regiohet grondgebied van Antwerpen (stad Antwerpen met haar 9 districtenen deelgemeenten), met uitzondering van het Antwerpse havengebied. Voor de rechteroever van het Antwerpse havengebied zijn de mogelijkheden van hemelwaterinfiltratie en –buffering reeds onderzocht (Wat met hemelwater in het havengebied Antwerpen?, IMDC iov Port of Antwerp en Alfaport, 2013). In functie van het kalibreren en berekenen van grond- en grondwaterdata was het wel van belang om het havengebied te integreren in het modelgebied. . Het studiegebied wordt ten noorden, oosten, zuiden en westen, respectievelijk begrenst begrensd door de landsgrens en gemeenten Berendrecht, Deurne, HobokenStabroek, Kapellen, Brasschaat, Schoten Wijnegem, Wommelgem, Borsbeek, Mortsel, Edegem, Aartselaar, Hemiksem en LinkeroeverZwijndrecht.
-
Deze datasetserie verzamelt kaartlagen, vectorkaarten en rasters, afgeleid van de Bodemkaart van België en van het Geogologisch 3D model (G3Dv3) en van het Hydrogeologisch 3D Model van Vlaanderen (H3Dv2). Deze kaarten geven weer waar zich potentieel lagen bevinden die zich potentieel plastisch kunnen gedragen (zwellen en/of krimpen) in de bodem (bovenste 1.25m) of dieper in de onderliggende geologische lagen. Momenteel wordt enkel klei, silt en leem in kaart gebracht. Glauconietbijmenging in zanden kan potentieel ook een invloed hebben bij het plastische gedrag van gronden, maar daar wordt nog geen specifiek kaartmateriaal voor verzameld. Ook veen in de bodem en ondergrond kan een invloed hebben op terreindalingen bij droogte. Terreinonderzoek moet steeds uitwijzen of er zich effectief klei of leem in de bodem of ondergrond bevindt, en in welke mate hiermee moet rekening gehouden worden voor het gebruik van deze grond of bij bouwen op of in deze grond.